06 april 2023
Twee Leidse wetenschappers over pandemieën en protestanten
Hoe gaven Nederlandse protestanten tijdens de coronapandemie invulling aan hun verantwoordelijkheid voor de publieke gezondheid? En hoe verhield zich dat tot hun religieuze loyaliteit? Daarover publiceerden de Leidse historici Tom-Eric Krijger en Paul van Trigt onlangs de bundel Pandemieën en protestanten. De omgang met infectieziekten in protestants Nederland sinds 1800. Bevindingen hierover worden vergeleken met beschrijvingen van eerdere pandemieën, zoals cholera (negentiende eeuw) en de Spaanse griep (begin twintigste eeuw).
Is er in de media een verkeerd beeld geschetst van de manier waarop protestanten in Nederland met de coronamaatregelen omgingen?
Paul: “Je zag tijdens de ‘hoogtijdagen’ van de coronapandemie dat er in de media veel onderzoek over pandemieën werd aangehaald. Religie was daarin niet altijd een aanwezig thema. Wel kwamen de verhalen over ongehoorzame kerken in met name de biblebelt uitgebreid aan bod. Mij viel het juist op dat tijdens de pandemie de meeste kerken zich netjes aan de regels hielden. En dat is eigenlijk opvallend, in het licht van de geschiedenis.”
Waarom is dat opvallend?
Paul: “Een van de auteurs beschrijft het debat omtrent het sacrament van het Heilig Avondmaal ten tijde van de Spaanse griep, 100 jaar geleden. Er werd voorgesteld om tijdens het Avondmaal kleine bekertjes te gebruiken in plaats van één grote. Toen werd besloten dat dit teveel afbreuk zou doen aan de symboliek van de eenheid. Sinds de coronacrisis zijn kleine bekertjes, naar mijn weten, de standaard onder protestanten. Men had uiteraard minder kennis over een dergelijk virus destijds, maar er worden nu wel andere keuzes gemaakt.”
Tom-Eric: “Kerkgang was een eeuw geleden een veel vanzelfsprekender maatschappelijk fenomeen. Tijdens de Spaanse-grieppandemie van 1918 werd er bijvoorbeeld in sommige gemeenteraden gedebatteerd over de vraag of kerken gesloten zouden moeten worden. Toen werd de afweging gemaakt dat dit een te grote inbreuk zou zijn op burgerlijke vrijheden. Vandaag de dag is het debat gekanteld en klonk de roep vanuit de samenleving luid: sluit ook de kerken! De vragen die tijdens pandemieën worden gesteld zijn grotendeels dezelfde, maar de antwoorden die klinken vanuit de samenleving zijn sterk veranderd.”
Paul: “Wat ik een mooie bijkomstigheid vind van de huidige pandemie is dat het een inkijkje geeft in de discussies achter de kerkdeuren. In de media kreeg je zeer uitgesproken opstandige kerkgangers aan het woord terwijl zowel recente als historische documenten laten zien hoe ook kerken worstelen met het vervullen van hun rol, en tegelijkertijd de kerkgangers trachten te behoeden voor infectie. In de recente pandemie zag je dat bepaalde kerken in de eerste maanden heel flexibel meebewogen met de maatregelen en na een paar maanden toch intern in de knoop kwamen: ‘Wat zijn we nu eigenlijk aan het doen? Moeten we niet eens wat kritischer zijn?’ Ook religieuze burgers twijfelen en zoeken, en dat hebben we geprobeerd te belichten in dit boek.”
Wat zeggen de bevindingen van de auteurs over de relatie tussen de protestantse Nederlanders en de overheid vandaag de dag?
Tom-Eric: “Je moet niet vergeten dat er theologisch gezien in de protestantse kerken het een en ander is veranderd. De gedachte dat een epi- of pandemie een straf van God is voor ‘volkszonden’ en mensen en masse naar de kerk zouden moeten gaan om zich van hun zondige gedrag te bekeren, was destijds veel minder marginaal dan nu het geval is. Mede in reactie daarop hebben regeringen in 1866 en 1918, op het hoogtepunt van besmettingsgolven, kerkbesturen met klem verzocht aan een nationale ‘biddag’ mee te doen en burgers zo tot massale kerkgang opgewekt. Tijdens de recente coronapandemie zijn kerkgangers die wel bleven samenkomen, vanuit de overheid daarentegen heel nadrukkelijk berispt. Enkele bewindslieden gebruikten daarbij zelfs godsdienstige taal! Minister-president Mark Rutte gaf aan dat hij dit gedrag niet kon rijmen met wat er in de Bijbel staat en minister Ferd Grapperhaus zei letterlijk: ‘You must meet your Maker’. Mede door dit soort uitspraken werd er binnen een aantal groepen protestanten een anti-overheidssentiment versterkt dat al langer in ontwikkeling was.”
Is de steun voor godsdienstvrijheid in Nederland veranderd doordat sommige kerken tijdens lock-downs kerkdiensten bleven beleggen?
Tom-Eric: “De coronapandemie fungeerde als een katalysator: de geluiden die er al waren zijn sterker gaan klinken. Honderd jaar geleden vond men nog dat het een te grote inperking van vrijheid zou zijn om de kerkdeuren te sluiten tijdens een epi- of pandemie. Dat kaderde in het besef dat godsdienstvrijheid iets is dat met bloed, zweet en tranen is verworven. De algemene consensus was toen dat je daar niet zomaar aan zou moeten tornen. Nu werd de vraag gesteld waarom kerken in eerste instantie open mochten blijven maar sportscholen niet. Het proces van secularisatie – het afnemende belang dat binnen de samenleving aan godsdienst wordt gehecht – leidt ook tot een afnemende tolerantie voor religieuze argumenten in het publieke debat. Vooral binnen niet-religieuze hoek worden er al langer vraagtekens geplaatst bij grondwettelijke rechten die geloofsgemeenschappen hebben.”
Paul: “In recente debatten is uitentreuren de vergelijking tussen de sportschool en de kerk gemaakt. Dat is veelzeggend. Het recht op het bezoeken van de sportschool en het bezoeken van de kerk is niet voor niets op een andere manier vastgelegd in de wet. Honderd jaar geleden besefte men beter wat godsdienstvrijheid betekent.”
Tom-Eric: “Godsdienstvrijheid is grondwettelijk verankerd om bepaalde minderheden in de samenleving van overheidswege te beschermen. Het besef dat er om die reden wel degelijk waarde gehecht mag worden aan godsdienstvrijheid heeft te weinig geklonken in het publieke debat tijdens de coronapandemie, hoe terecht zorgen over de volksgezondheid ook zijn.”
Wat is het belang van dit onderzoek voor (aankomende) theologen/religiewetenschappers?
Paul: “Het is belangrijk dat je van jongs af aan leert hoe zoiets als godsdienstvrijheid tot stand is gekomen. Dan begrijp je dat niet alleen bepaalde minderheden hiermee beschermd worden, maar de gewetensvrijheid van alle burgers. Onderwijs is de sleutel om te leren hoe zoiets als vrijheid van godsdienst tot stand is gekomen en welke geschiedenis daaraan vastzit. Dat is ingewikkeld, omdat verschillende rechten tegen elkaar afgemeten worden. Dat leidt soms tot irritatie binnen het publieke debat. Historisch besef en je medeburgers serieus nemen is dan cruciaal.”
Tom-Eric: “Ik denk dat de overheid ook heeft moeten worstelen om er goed mee om te gaan dat bepaalde kerkgangers en kerken zich niet aan het geldende advies hebben gehouden. De overheid had een lokale aanpak moeten ontwikkelen, in samenwerking met kerken, gemeentebesturen en gezondheidsdiensten. De overheid legde in de coronapandemie alle verantwoordelijkheid voor (het oplossen van) incidenten rondom kerkgang bij de kerk. Daarin had duidelijker gesteld moeten worden dat die incidenten niet veroorzaakt werden door godsdienstvrijheid, maar door individuen of kleine groepen. Ook had er überhaupt vaker benadrukt mogen worden dat deze vrijheid kadert in een brede gewetensvrijheid die alle Nederlanders genieten.”
Wat voor ideeën voor nieuw onderzoek zijn er opgekomen?
Paul: “We horen terug dat lezers het waarderen dat de kerkgeschiedenis op een actualiserende manier wordt beschreven. Wetenschappers als James Kennedy en Birgit Meyer zagen door de bundel veel mogelijkheden voor nieuw onderzoek. Onderwerpen als conspiracy theories en de verwevenheid met inhoudelijk-religieuze ideeën hebben we niet uitgebreid kunnen behandelen.”
Tom-Eric: “Ook zou het interessant zijn te onderzoeken hoe katholieken en moslims met coronamaatregelen omgingen en hoe dat samenhangt met hun positie in de samenleving.”